Materiaal in OKAN

Materiaal in OKAN. Welk didactisch materiaal gebruiken leerkrachten in het voltijds secundair OKAN-onderwijs en hoe komen ze tot die keuze?


Deze bachelorpaper onderzocht het gebruik van didactisch materiaal binnen onthaalklassen in het secundair onderwijs naar aanleiding van de bevindingen uit het Eindrapport Onthaalonderwijs (Pulinx, et al., 2017). Dat rapport bracht, in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs Hilde Crevits, de huidige status van onthaalonderwijs in Vlaanderen in kaart. Een van de vaststellingen uit het rapport is dat er onvoldoende materiaal beschikbaar is dat specifiek ontwikkeld is voor anderstalige nieuwkomers (AgODi, 2016). OKAN-leerkrachten moeten hierdoor vaak op zoek naar aanvullend materiaal en zien zich genoodzaakt zelf didactisch materiaal te ontwikkelen. Daarnaast geven OKAN-leerkrachten aan dat er te weinig uitwisseling van materiaal is, zowel tussen leerkrachten onderling als tussen verschillende OKAN-scholen (AgODi, 2016).

In het bacheloronderzoek werd dieper ingegaan op deze bevindingen. Volgende onderzoeksvraag stond centraal: welk didactisch materiaal gebruiken leerkrachten in het voltijds secundair OKAN-onderwijs en hoe komen ze tot die keuze? De focus lag daarbij op de motivatie van leerkrachten om bepaalde methodes wel of niet te gebruiken en op hoe ze eigen materiaal ontwikkelen. Daarnaast wilde de bachelorscriptie nagaan in welke mate leerkrachten nood hebben aan meer samenwerking en uitwisseling van materiaal. Het onderzoek vond plaats in drie voltijds secundaire OKAN-scholen in Gent. Er werden in totaal zes leerkrachten, twee vervolgschoolcoaches en een coördinator bevraagd aan de hand van een semi-gestructureerd interview.

Uit de interviews kwamen drie overeenkomsten tussen de bevraagde actoren naar voren. Ten eerste wezen de bevraagden op het gebrek aan een kwalitatieve OKAN-methode. Er bestaan wel methodes die voor een OKAN-doelgroep gemaakt zijn, maar die zijn verouderd, of ze focussen te sterk op grammatica. OKAN-leerkrachten gaan daarom op zoek naar geïntegreerde en communicatieve methodes, afgestemd op de leefwereld van jongeren. Omdat zulk materiaal niet onmiddellijk voorhanden is voor een OKAN-doelgroep, blijken scholen en leerkrachten uit te wijken naar materiaal dat voor andere doelgroepen bestemd is, zoals materiaal voor volwassen NT2-onderwijs of voor lager onderwijs. Ten tweede bleek de manier waarop leerkrachten tot de keuze van didactisch materiaal komen gelijkaardig. Ze proberen bestaande methodes uit en wanneer ze die te saai, te moeilijk of niet relevant genoeg vinden, schakelen ze over naar een andere methode of naar zelf ontwikkeld materiaal. Leerkrachten zeggen zelf geen effectiviteitsonderzoek te hebben uitgevoerd om de bruikbaarheid en de kwaliteit van materiaal na te gaan. Een methode als goed of minder goed beschouwen, doen leerkrachten dus intuïtief. Tot slot gaven de bevraagde leerkrachten aan materiaal te gebruiken dat ze zelf ontwikkelen, wat ook al werd vastgesteld in het Eindrapport Onthaalonderwijs. Leerkrachten vinden het een meerwaarde om zelf ontwikkeld materiaal te gebruiken, omdat ze zo meer kunnen aansluiten bij de noden en de interesses van hun leerlingen. De bevraagden maakten wel kritische kanttekeningen bij deze werkwijze omdat NT2-leerkrachten zich niet altijd voldoende opgeleid weten om kwalitatief didactisch materiaal te ontwikkelen.

Naast de overeenkomsten waren er opmerkelijke verschillen in de aanpak van de drie OKAN-scholen uit het onderzoek, vooral op vlak van de ontwikkelingsdoelen. De bevraagden gaven aan dat er geen duidelijke richtlijnen zijn over de aanpak van voltijds secundair onthaalonderwijs in Vlaanderen. De ontwikkelingsdoelen die de Vlaamse Overheid heeft opgesteld, bieden vooralsnog onvoldoende structuur. Daardoor verschilt de aanpak van de drie bevraagde scholen sterk. Eén van de bevraagde scholen maakt gebruik van het Europees Referentiekadrer (ERK), een andere school ontwikkelde dan weer zelf een referentiekader op basis van de noden van de leerlingen. Verder bleken de meningen over het uitwisselen van materiaal verdeeld. Het Eindrapport Onthaalonderwijs stelde al vast dat leerkrachten nood hebben aan uitwisseling van materiaal, maar dat geldt niet voor iedereen. Leerkrachten die nog maar pas in het OKAN-onderwijs werken hebben een duidelijke behoefte aan een samenwerkingsverband. Leerkrachten die al enkele jaren lesgeven in het OKAN-onderwijs hebben daarentegen vaak zelf al voldoende materiaal ontwikkeld en hebben daardoor minder nood aan uitwisseling.